Dus als je mij meet
En die ander meet
En zijn zuster
En mijn broeder
En mijn buur
En mijn naaste en mijn dag aan zee – die zomaar opeens op een dag in de week tot tellen kwam
Zelfs de tel nog kwijtraakte
Wanneer moet ik dan tellen en tot wat? (hier alstublieft 3 (drie) uitroeptekens.
Of die zes idioten die met dit weten heus de genen die zich niet in de konkelende r aan een vlieger gaan hangen
Terwijl je WEET
Dat mijn ziel opzoek is
Terwijl je WEET
Dat tientallen zielen
En misschien wel meer
Terwijl dozijnen dolende zielen in Kraaiengedaante
Ons straks misschien wel terugduwen tot diep in die verraderlijke stromings er steeds beter in worden ons in hun valstrikken hun muien hun branding en L DIE – ZEG HELP DAN TOCH KOM HIER EN HELP
JE WEET TOCH WAT HIER GEBEURT NET BUITEN JE NETVIES
JE SNAPT HET TOCH WEL? GOVERDOMME